We zetten een reeks van potjes in een vierkant.
Bijvoorbeeld 4 rijen van 4 potjes.
Aan elk potje komt een kind te staan en dat kind kijkt naar de spelleider. Als het kind zijn armen uitstrekt kan het juist de andere naast hem raken.
Als alle kinderen hun hun handen uitrekken krijgen we horizontale doorgangen.
Nu gaat er 1 tikker trachten een ander kind te tikken door enkel door de doorgangen te lopen.
Maar als de spelleider DRAAI roept, worden het verticale gangen.
Zowel de tikker als de loper kunnen niet door de handen lopen of elkaar tikken door de muur.