Je hebt minstens 2 boeken kaarten nodig om dit te spelen.
In het speelveld leggen we voor het aantal lopers van alle cijfers een stapel kaarten op elkaar. De stapels liggen kris kras door elkaar en ver uit elkaar.
Bij het centrale startpunt zetten we een herkenbare kegel of hoepel per loper.
We leggen willekeurig enkele kaarten in elke speler zijn startplaats.
Bij het startsignaal gaat de loper naar de verschilende stapels lopen.
Voorbeeld loper heeft 3, 4, 7 als zoekkaarten.
Als de loper bij een stapel komt van de vieren, mag hij 1 kaart nemen en naar zijn startstapel lopen om het bij de 4 te leggen.
Loper blijft lopen tot hij van elk cijfer of mannetje een bubbel heeft.
Varianten
- Als de loper naar een stapel loopt die niet juist is, moet hij eerst teruglopen naar de startplaats, zijn startplaats tikken en dan pas terug vertrekken naar een andere stapel.
- Je kan ook een cijfer zeggen en alle lopers moeten tegelijk vertrekken om als eerste bij die kaart te zijn. In het begin weten ze natuurlijk nog niet waar welk cijfer ligt en kan iedereen winnen. Na enkele beurten weten ze naar waar ze moeten lopen en zal enkel de snelste winnen.
- Kan ook met dominoblokken zijn die overal liggen. Elke speler start met 1 dominoblok en dit bijvoorbeeld met 2 en 4 aan elke kant. Als hij loopt en bij een blokje aankomt met 2 of 4 op mag hij dat meebrengen en aansluiten bij zijn spel. Wie de langste dominolijn heeft op het laatste wint.