Skip to main content

De moderne complete korfballer opleiden?

Om een moderne complete korfballer op te leiden, moeten we tijdens de groei van deze figuurlijke plant inzetten op 6 belangrijke aspecten. Enkel een speler die optimaal aan alle 6 van deze aspecten gewerkt heeft, kan op het einde van de opleiding als een fantastische trainingsbloem floreren.

Wij als trainers hebben dus de taak om de spelers tijdens hun zelfstandige groei op deze 6 belangrijke vaardigheden te trainen. Alle spelers hebben het recht om zelf te bepalen hoe groot hun bloem gaat worden en waar ze in hun ontwikkeling eindigen.

 

Om in het modern en snel korfbal 360° rond de korf kunnen mee te spelen is het van essentieel belang dat je snelle technische beslissingen moet nemen. Je moet je snel kunnen aanpassen aan de steeds wisselende locaties, steeds wisselende kansen en steeds wisselende acties van je medespelers. Daarom is het super belangrijk dat een goede korfballer beschikt over brede en sterke motorische vaardigheden en hierdoor zijn techniek steeds met een externe focus impliciet kan aanpassen.  

deel 1: Multimove

We starten onze opleiding door de kinderen breed motorisch op te leiden en dit kunnen we doen door een bewegingsschool aan te bieden voor alle kinderen van 3 tot 8. Als ideale toolbox kunnen we hier terugvallen op Multimove. Dit is een wetenschappelijk onderbouwde leervorm die onderverdeeld is in 12 basisvaardigheden. Door de kinderen alle 12 basisvaardigheden aan te bieden, triggeren we hun motoriek op alle verschillende manieren die nodig zijn om over breed motorisch te kunnen spreken.

Doordat Multimove een onderdeel is van Sport Vlaanderen, een positief imago uitstraalt, geen onderliggende commerciële gedachte heeft en dat het ondersteund wordt met de nodige marketing. Is dit de ideale toolbox om met een laag budget een optimaal programma uit te werken. De enige voorwaarden zijn wel dat je per 15 kinderen een gediplomeerde trainer hebt, je per training aan minstens 3 basisvaardigheden werkt en over een ganse lessenreeks kunt aantonen dat je aan alle 12 basisvaardigheden gewerkt hebt.   

Deel 2: Motoriek trainen en korfbaltechnieken aanleren

Vanaf u8 gaan we kinderen naast hun motorische vaardigheden ook korfbaltechnieken beginnen aanleren. Dit doen we door alles op een impliciete manier aan te brengen en te zorgen voor een externe focus.

Doorheen de jaren hebben wij onze jeugd altijd op een expliciete manier techniek aangeleerd en leerden wij onze jeugd dit te doen met een interne focus.

  • Expliciet leren = leren doordat andere zeggen wat je moet doen.
  • Interne focus = Je bent enkel bezig met jezelf en vooral met je lichaam.
  • Expliciet leren met interne focus = Trainer zegt wat je moet doen en je gaat enkel proberen dit met jouw lichaam perfect na te doen.

Voordeel hiervan was dat iedereen op een korte termijn met een mooie lichaamshouding en een goede en vooral dezelfde technieknorm aan het korfballen was.
Nadeel hiervan is dat in het dynamisch korfbal van vandaag deze mooie techniek er niet voor zorgt dat je jezelf pijlsnel aan het spel aanpast en 360° rond de korf vlot kan scoren. Dit komt doordat je lichaam niet voldoende motorische prikkels heeft gekend om snel te beslissen tussen goede of foute manieren. Je lichaam gaat hierdoor steeds opzoek naar de ideale houding en hierdoor remt dit je spel af.

Daarom hebben wij in 2012 beslist om ons te verdiepen in een andere en modernere benadering van het korfbalspel en van het aanleren van technieken en hebben wij met de KKA Leon Simons gevraagd om via een reeks van clinics ons op gang te brengen.  

Hierdoor gaan wij vandaag op een impliciete manier technieken aanleren en leren wij onze jeugd dit te doen met een externe focus.

  • Impliciet leren = leren door dingen die je zelf doet of zelf bedenkt.
  • Externe focus = Je bent vooral bezig met de factoren rondom jou.
  • Impliciet leren met een externe focus = Door zelf na te denken, ervaren en experimenteren ga je jezelf aanpassen aan de situatie.

Nadeel hier is dat we verschillende technieken zien bij onze spelers en het leerproces om alles te perfectioneren veel langer duurt.
Voordeel hiervan is dat onze spelers op de lange termijn zich veel sneller juist kunnen aanpassen aan het spel, omdat hun lichaam veel meer motorische prikkels kent om snel te kunnen beslissen tussen goede of foute manieren. Je lichaam kan zich dus veel beter aanpassen om in verschillende situaties: toch goed te passen, juist te lopen en goede kansen te nemen. Na een lange termijn kunnen spelers op het einde hun technieken ook veel beter corrigeren en perfectioneren, omdat hun lichaam de aanpassingen kent en ze dit met een interne focus dan toch kunnen aanpassen.

Deel 3: Impliciet leren door te ervaren

Hoe ga je dit nu concreet aanpakken op een training? Hiervoor raden wij het model van Kolb of experimenteel leren aan. Kort gezegd laten wij onze spelers op 101 verschillende manieren de technieken inoefenen en laten wij ze zelf inzien wat goed of niet goed gaat. We stimuleren hun na te denken over hun acties en dagen hun steeds uit om het de volgende keer anders of beter te doen.

Denk aan jezelf toen je leerde fietsen. Je stapt op en na 2 meter val je tegen de grond omdat je veel te traag trapte. Je huilt maar denkt toch na. Misschien was daar ook een ouder die vroeg: “Hoe komt het dat je viel?” en je bedenkt een theorie die zegt dat je harder moet trappen. Je stapt terug op je fietsje en duwt harder op je trappers. Het lukt en je blijft fietsen. Je hersenen gaan je nu automatisch sneller laten trappen en je focus kan nu elders liggen terwijl je steeds beter en beter gaat fietsen.

Deze manier van werken kan je onderverdelen in 4 belangrijke onderdelen die steeds opnieuw in een cyclus terugkomen en er voor zorgen dat de speler zichzelf gaat bijsturen of zich beter leert aan te passen aan de verschillende situaties.

Wat hier zeer belangrijk is, is dat je enkel door middel van vraagstelling bijstuurt en de spelers zelf beslissingen laat nemen.  

Deel 4: 6 manieren om het impliciet te leren te versterken

Analogie leren

Iets aanleren door beeldspraak te gebruiken zodat spelers zelf gaan nadenken om dit te imiteren zonder een concreet voorbeeld.

  • Om een kind hoger te laten gooien: “Gooi en vier onmiddellijk je goal!”
  • Geen vlindervleugels terwijl je schiet.
  • Als verdediger staan we klaar om te schieten zoals een cowboy met 2 pistolen.
  • We staan als een flamingo, we springen als een kikker.
  • We maken reuzepassen of we lopen met muizenstapjes.

Foutloos leren

We gaan de opdracht zodanig vereenvoudigen dat het slaagpercentage hoog is. De oefening wordt pas moeilijker wanneer de eerste norm behaald wordt.

  • Oefening begint op 1 meter en afstand wordt na succes steeds groter.
  • Eerst de oefening met 2 handen en daarna met 1 hand.
  • Eerst zonder verdedigers werken.

Externe focus van aandacht

In plaats van ons te concentreren hoe een bepaalde handeling moet gebeuren, focussen we op het resultaat.

  • We plaatsen een verdediger met zijn hand hoog voor een schutter en hierdoor gaat de speler onbewust hoger gooien.
  • Enkel schoten die eerst de achterkant van de mand raakt en binnenvalt telt voor 2 punten.

Manipuleren van de taak

Door bepaalde spelregels aan te brengen in de spelvorm, kunnen we het trainingsdoel bereiken.

  • We spelen met 2 verdedigers tegen 3 aanvallers om aan te leren de vrije speler te zoeken.
  • Verdedigd telt niet, om te stimuleren meer te gooien.

Variëren in beweging

Hier gaan we buiten de “ideale uitvoering”, ook andere manieren (variaties) aanbieden.

  • We springen eerst 360° en gooien dan onmiddellijk naar de mand.
  • Op 1 been blijven staan en ballen passen of gooien.
  • Vlak voor je gooit krijg je een duw van een extra speler.
  • Korfballen tussen de bomen in een bos.

Monkey see, monkey do

Kinderen kijken naar een voorbeeld en imiteren de beweging of de oefening.

  • Toon of laat voordoen hoe je het beste iets doet.
  • En groep doet een oefening voor zonder uitleg, de andere groepen analyseren en doen de oefening na.

Deel 5: Korfbaltechnieken verbeteren

We vatten nog eens samen hoe het princiepe werkt:

3 tot 8 jaar = we bieden alle mogelijke vormen van motorieken aan doen te werken aan de 12 basisvaardigheden van Multimove.

8 tot 13 jaar = we blijven inzetten op de breedmotorische vaardigheden, maar beginnen de kinderen ook te leren korfballen. We bieden elke korfbalvorm zo breed mogelijk en volgens het model van experimenteel leren aan, zodat de speler elke techniek op 1001 verschillende manieren moet gaan toepassen en al aanvoelt wat goed of minder goed is. 

13 tot 18 jaar = De focus komt nu te liggen op de verschillende korfbaltechnieken en we zetten hier meer op in. We blijven de spelers nog steeds uitdagen door elke korfbaltechniek verschillend en impliciet aan te blijven bieden, zodat de spelers door middel van het experimenteel leren steeds betere keuzes gaan maken in hun gebruikte technieken. Door steeds specifiekere vraagstelling sturen we de spelers naar een steeds beter wordende techniek.

18 jaar en ouder = Theoretisch hebben al deze spelers (die zo van kleins af zijn opgeleid) in hun carrière veel gezien en veel nagedaan. Doordat ze dit allemaal ook steeds in variërende en in verschillende manipulerende situaties met een externe focus hebben geoefend. Hebben deze spelers allemaal de skills om op hun manier zeer snel te handelen en technisch goed te handelen.  

Deel 6: Korfbaltechnieken

Als we onze sport goed bekijken, kunnen we de verschillende technieken uit elkaar trekken en onderverdelen in volgdende techniekonderdelen:

Natuurlijk moeten we alle spelers individueel trainen en laten groeien, maar korfbal speel je nooit alleen en zal dus ook altijd in wedstrijdvorm getraind moeten worden. Vanuit de clinics van Leon Simons leerden wij dat we het korfbalspel uit elkaar konden trekken in 8 duidelijke korfbalacties die we ook effectief kunnen gaan trainen.

Al deze korfbalacties zijn ook tacktisch in te zetten om individueel of in ploeg een verschil te kunnen betekenen tegen een tegenstrever.

Een goede korfballer beschikt over een goede uithouding en kan een ganse wedstrijd volhouden zonder in overdrive te gaan. Daarnaast beschikt deze speler ook over een goede intervalconditie om aanval na aanval of verdediging na verdediging zich optimaal in te zetten. Het is logisch dat deze speler dan ook beschikt over een goed recuperatievermogen om tussen deze aanvals- of verdedigingsperiodes terug tot rust te komen en klaar te zijn voor de volgende.

Een goede korfballer moet beschikken over een stevige core en dit om alle korfbaltechnieken beheerst te kunnen uitvoeren. Doordat we vandaag trachten zo snel mogelijk te korfballen, is explosiviteit en snelkracht essentieel om zowel aanvallend als verdedigend het verschil te kunnen maken. Daarnaast is sprongkracht een enorme meerwaarde in de paalzone.

Een goede korfballer is ook een mentaal sterke korfballer. Deze laat zich niet intimideren door externe factoren "act, don't react" en korfbalt elke keer opnieuw met enorm veel positieve goesting.

Een goede korfballer is een echte teamplayer en weet ook dat hij als individu de wedstrijd niet kan winnen. Enkel door goed samen te spelen en goed met elkaar te communiceren kan je samen de wedstrijd winnen. Maar naast communicatie op het veld is de communicicatie naast het veld ook van enorm belang en spelers moeten in een team leren open te communiceren met elkaar.

TIP: laat tijdens de training vaker een speler ook fungeren als trainer en laat ze elkaars beweging of oefening zien en elkaar feedback geven. Laat ze ook fungeren als scheidsrechter tijdens training of wedstrijdjes en laat ze ook steeds aan andere spelers uitleggen wat ze fluiten. Dit zal er al voor zorgen dat spelers meer positieve kritiek aan elkaar kunnen geven en van elkaar kunnen krijgen.

Trainers opleiden

Naast spelers opleiden moeten we ook steeds inzetten in het opleiden van jeugdige en nieuwe trainers, maar zeker ook het sterker maken van bestaande trainers. 


Multimovetrainers

Jonge trainers zonder enige ervaring kunnen hun eerste stappen zetten door een multimovegroepje te begeleiden. Dit omdat we hier enkel breed motorische oefeningen aanbieden en minder focussen op de juiste uitvoering. 

Om deze jonge trainers te helpen gaan we hun een trainingsvoorbereidingsfiche en een stappenplan aanbieden om een training voor te bereiden.

Trainingsfiches

Stap 1: Kies een thema

Maak als trainer elke keer opnieuw een verhaal van je training en neem de kinderen mee in je verhaal. Voorbeelden zijn: boerderij, circus, tv-programma, sprookje, beroepen, dieren, landen, enz enz.
Probeer als je kan ook je training volgens het thema in te kleden. Misschien draag je een leeuwenpak, draag je een tropische hoed of slinger, een gekke bril of andere verkleedmaterialen. Misschien gebruik je ook knuffels, tekeningen, speelgoed of andere materialen. Maar zorg steeds voor extraatje om de sfeer of het gevoel over het thema van de kinderen te stimuleren.  

Stap 2: Kies je oefeningen en of spelletjes

Kies nu minstens 3 basisvaardigheden waaraan je gaat werken. Alle 12 vaardigheden moeten wel meermaals aan bod komen tijdens het seizoen.

Zorg er ook steeds voor dat je oefeningen voorzien zijn van het experimenteel leren en probeer er ook al impliciete manieren in te verwerken. Laat je spelertjes altijd zelf oplossingen bedenken om problemen op te lossen en help ze enkel door vraagstelling, maar zeg nooit de oplossing zomaar voor.

Als hulpmiddel kan je deze website gebruiken om oefenstof te vinden. Sommige oefeningen kan je gewoon overnemen, andere zijn er om je extra ideeën te geven.

Stap 3: Je training geven

  • Wat je geeft of doet, altijd zorgen voor de veiligheid!!
  • Zorg er voor dat je zeker op tijd bent en alles klaar staat wanneer de kinderen aankomen. Voorzie zeker ook iets waarmee de kinderen onmiddellijk kunnen starten terwijl iedereen nog toekomt.
  • Begin je training steeds met het thema of het verhaal aan te brengen, zodat de kinderen mee kunnen gaan in het verhaal.
  • Tijdens de training probeer je er altijd voor te zorgen dat er geen wachtrijtjes staan en dat alle kinderen steeds kunnen deelnemen. Als je ziet dat dit niet lukt, grijp je in door je parcours/oefening uit te breiden.
  • Na de training breng je alle kinderen naar de ouders en je wacht tot alle kinderen opgepikt zijn.
  • Een geslaagde training is er één waar alle kinderen een gans uur bezig zijn geweest en dat ze thuis komen en het verhaal van je training kunnen navertellen. “Wij zijn vandaag met de boot gaan varen naar Amerika en daar hebben wij met de cowboys koeien gevangen. Dan zijn we met het vliegtuig naar Afrika gevolgen en hebben wij in de jungle …”
  • Dit kan je zelf evalueren door op het einde van de training de kinderen al eens te vragen of ze kunnen vertellen wat ze vandaag allemaal gedaan hebben. Op die manier weet je zelf ook of ze mee zijn in het verhaal en of ze het leuk vonden.

Korfbaltrainers

Startende korfbaltrainers kunnen best in de categoriën u8 tot u13 starten. Dit omdat we hier vragen om alles zo variërend mogelijk aan te bieden en minder specifiek toe te spitsen tot het vervolmaken van een goede techniek. Vanaf u15 gaan we spelers wel bijsturen door duidelijk vraagstelling en hiervoor moet je al wel de nodige ervaring en kennis hebben.

Zowel startende als ervaren trainers laten we hetzelfde trainingsdocument invullen en reflecteren beide of hun training voldoende inhoud heeft. (trainingsbloem - korfbalacties - impliciete manieren)

Trainingsfiches

STAP 1: Kies een trainingsdoel

Startend vanuit de trainingsbloem ga je een duidelijk trainingsdoel bepalen. Dit doel kan je in onze sport nog specifieker maken door er een duidelijke korfbalactie aan te koppelen. Probeer dan je trainingsdoel samen te vatten in 1 zin en vertel dit doel ook steeds in het begin van de training zodat de spelers weten wat ze aan het trainen zijn.

Stap 2: Kies oefeningen die passen bij je doel

Nadat je weet wat je wil trainen, kan je op zoek gaan naar gepaste oefeningen. Natuurlijk zit er in elke oefening meer dan het vooropgestelde doel alleen. Probeer ook steeds oefeningen uit te werken met de volgende elementen:

  • Denk altijd vanuit 360° rond de korf en zowel links als rechts werken.
  • Steek er een spelvorm in die het leuker maakt en de spelers uitdaagt om steeds beter te doen.
  • Probeer zo vaak mogelijk in wedstrijdvorm te trainen.

Stap 3: Maak je oefening experimenteel met een impliciete toets

Je oefening zal vanuit de visie experimenteel leren zo gebouwd zijn dat spelers steeds moeten nadenken over hun acties om ze de volgende keer anders en beter te doen. Probeer daarom steeds 1 van de 6 impliciete manieren toe te passen op je oefening.

  • Analogie leren = gebruik enkel beeldspraak om uit te leggen wat je wil zien.
  • Foutloos leren = start gemakkelijk en maak de oefening enkel na geslaagd te zijn, steeds moeilijker en moeilijker.
  • Externe focus van aandacht = Zorg voor een extern element dat het doel moeilijker maakt om te halen.
  • Manipuleren van de taak = pas de regels van het spel aan zodat de spelers gerichter naar het doel werken.
    • Maak het speelveld groter of kleiner.
    • Leg een maximum van passen of tijd op.
    • Gebruik andere materialen, ballen, korven.
  • Variëren in beweging = Kies zo weinig mogelijk voor vaste lijnen zodat de spelers in alle richtingen de oefening kunnen uitvoeren.
  • Monkey see, monkey do = Leg alles aan 1 groep uit en laat de oefening voordoen, laat de andere spelers analyseren wat er gebeurd om daarna zelf uit te voeren.